Video Games op school?

Geinspireerd door de Bits, Brains en Games congres van het Consortium van Innovatie afgelopen April te Veldhoven (met name de keynote van Marc Prensky en de presentatie van Marc Veldhoven, voorzitter College van Bestuur de Leygraaf), heb ik me laatste tijd verdiept in het onderwerp “Video Games”:

Waarom zijn de studenten van ons in staat om vaak uren en uren te besteden aan het spelen van Video Games en zijn ze op school soms zo moeilijk te motiveren?, Wat kunnen leerlingen leren van het spelen van Video Games?, Moeten we massaal Video Games gaan spelen in de klas? en Hoe kunnen we als docenten leren van de opzet van Video Games, oftewel: is het mogelijk om sommige concepten in te zetten in het onderwijs?

Dat het spelen van Video Games motiverend werkt, dat wist ik al, ik bedoel: als ICT-er in wording speelde ik als 13-jarige jongen vaak uren spelletjes op mijn Commdore 64, Amiga of IBM Kloon, en probeerde ik zelf spelletjes te maken. Maar nu 22 jaar later, vraag ik me als docent af wat het verslavende nu precies was. Marc Prensky legt dat wat mij betreft zeer goed uit in zijn boek “Don’t Bother me mom – I’m Learning”. Er zijn namelijk 2 concepten die het spelen van Video Games interessant maken:

  1. Levelling up – oftewel: je hebt een level (met een bepaalde moeilijksheidgraad) behaald, en je gaat door naar de volgende level (met een hogere moeilijkheidsgraad). Je voelt je goed, doordat je iets geleerd hebt, dat je in het begin niet kon [blz. 59 van het boek].
  2. Adaptivity – oftewel: de Video Game past zich aan aan het niveau van de speler, zodat de speler precies voldoende uitdaging heeft: “als ik blijf proberen, dan zal het me lukken”, Het spel is niet te simpel (anders dan haak ik af) en niet te moeilijk (want ook dan haak ik af), en dus uitermate uitdagend.
  3. Worthwhile Goals – oftewel: de doelen die behaald kunnen worden, zijn de moeite waard. De speler voelt zich een held, omdat hij iemand is die een aantal zeer moeilijke taken onder de knie heeft.

Dat Video Games niet alleen maar vermaak zijn, en wel degelijk leerzaam kunnen zijn, daar had ik weinig ervaring in. In mijn tijd waren de spellen relatief simpel. Denk aan Summer Games waarbij je door een goed oog-hand coordinatie de 400 meter horden moest zien te winnen. Marc Prensky noemt deze games “mini-Games”.

Maar toch, kon ik me voorstellen dat er in sommige spellen meer dan alleen maar hand-oog coordinatie geleerd zou worden. Zeker in moderne Role Playing Games (Marc Prensky noemt dit soort Video Games “complex Games”,) die we soms samen met onze studenten spelen, bijvoorbeeld de laatste dag voor de vakantie. Zaken als het maken van een strategie (plan van aanpak) om samen met je maatjes (samenwerken) een tegenstander (bij voorkeur de docent als eerste) te doden, of het bouwen van een goed draaiende economie (werking van vraag en aanbod) in de oudheid (bijvoorbeeld kennis van de romeinen, de beschikbare grondstoffen in die tijd en het proces om van ijzererts en kolen zwaarden te maken), een hoop geleerd kan worden.

Op de vraag of we massaal Video Games moeten gaan spelen in de klas? Weet ik het antwoord niet helemaal. Aan de ene kant zie ik mezelf niet elke dag samen met de studenten Video Games spelen, en die Video Games spelen ze toch wel (thuis). En naast de soft skills, moeten er nog steeds hard skills geleerd worden: bijvoorbeeld het leren installeren van Windows XP of het leren monteren van een nieuwe harddisk in een PC, lijkt me toch beter om dat te doen in het “echie” op een wijze zoals dat in het bedrijfsleven gaat. En niet op basis van een of andere Video Game. En is de markt groot genoeg om beroepsspecifieke Video Games te maken? Uiteindelijk moet er toch iemand geld verdienen (een commercieel bedrijf), of ten minste kiet spelen (bijvoorbeeld een school). Aan de andere kant weet je nooit wat de toekomst brengt.

Wat ik op dit moment echter vooral interessant vindt, zijn de de concepten (levelling up, adaptivity en worthwhile goals) die het spelen van Video Games zo interessant maakt voor onze leerlingen. Hoe kunnen we deze inzetten in het onderwijs om om het leren leuker te maken, en zo de leerlingen beter te motiveren.

Een mooi voorbeeld binnen de ICT-Academie is wat mij betreft de manier van inzet van het curriculum van Aries Technology, waarbij de student een internationaal erkend certificaat kan behalen naast zijn diploma. Uiteraard is het behalen van zo’n certificaat een worthwhile goal, want het vergroot je kansen op de arbeidsmarkt en laat zien dat je een hoger niveau beheerst dan hetgeen de opleiding van je vraagt. De stundent kan zich hierdoor onderscheiden ten opzichte van een ander .Belangrijk is om dit keer op keer te communiceren in de klas. Daarnaast moet de uitreiking iets bijzonders zijn, vandaar dat onze eigen directeur en de directeur van Aries Technology opgetrommeld worden om het geheel cachet te geven.

Echter, met alleen een wortwhile goals waren we er niet. Het doel (een score van 70%) is voor weinig leerlingen haalbaar in 1 keer examen doen. Vandaar dat de leerlingen bij een score van 55% een schoolcertificaat kunnen behalen. In praktijk is dit voor leerlingen die serieus de lessen volgen en zich enigszinds voorbereiden haalbaar (in 1, 2 of 3 examen momenten). In een klas van 24 leerlingen zijn er tot nu toe meestal maar 2 studenten die het schoolcertificaat niet behalen na 3 kansen. Het mooie van het levelling up concept is dat de meeste studenten na het behalen van het schoolcertificaat harder gaan werken om uiteindelijk ook een internationaal certificaat te behalen. In praktijk behaald zo’n X % dit certificaat, terwijl ik in contact met andere ROC’s weet dat de percentages vaak veel lager liggen. Het curriculum is hetzelfde, de aanpak is anders.

To be continued … met meer voorbeelden en aanpassingen op basis van op- en aanmerkingen van collega’s en bekenden?