Flexibel onderwijs: hoe doe je dat?

Op de weblog Onderwijs van Overmorgen van Jef van der Hurk vandaag een interessant item over misverstanden over flexibiliteit in het onderwijs.

[ad#reclame]

Gezien mijn inspanningen de afgelopen 5 jaar om de opleiding Medewerker ICT (niveau 2) aan de ICT-Academie van het Koning Willem I College flexibel te maken, en mijn inspanningen de afgelopen 1,5 jaar om dit ook voor de opleiding Medewerker Beheer ICT (niveau 3) te gaan realiseren moest ik natuurlijk reageren:

Flexibiliteit is recht doen aan verschillen (in de klas) om zo de studenten zo effectief en efficiënt mogelijk te begeleiden naar een diploma. In praktijk betekent dit dat de ene student meer begeleiding krijgt dan de andere, de ene student bij A begint, en de ander bij B, de ene student vrijstelling krijgt voor onderdelen, en de andere niet, et cetera. Dit in tegenstelling tot het aanbieden van eenheidsworst, zoals dat in het “verleden” ging.

Binnen de opleiding Medewerker ICT van de ICT-Academie is het onderwijs volledig flexibel opgezet, want als je alleen al naar de doelgroep kijkt: 25% echte bol-2 studenten, 25% allochtone studenten met taalproblemen, 25% rugzakstudenten en 25% “slimme” studenten met gedragsproblemen, kun je je indenken dat eenheidsworst leidt tot veel uitval (rond de 55% uitval op niveau 2).

Voor mij is flexibiliteit (op niveau 2) gebaseerd op de volgende doelstellingen:
– Voornamelijk individueel (met maatje);
– Ruimte voor eigen tempo;
– Ruimte voor eigen interesse;
– Ruimte voor eigen niveau;
– Maar, onder een strakke structuur.

Hoe regel je dit allemaal? Ik ben het helemaal eens met je antwoord: standaardiseren. Het volledige traject is gestandaardiseerd, d.w.z. alle opdrachten liggen (digitaal) op de plank. Op basis van gesprekken met de betreffende docent wordt bepaald welke opdrachten wel/niet gemaakt moeten worden, en waar de student begint. De ene student heeft 1 week nodig voor een opdracht, de andere 4 weken. De studieloopbaanbegeleider kijkt samen met de student naar het groter geheel in de manier van leren van de student.

Key in deze aanpak is: “maar, onder een strakke structuur”. Dat wil zeggen vanaf dag 1 is duidelijk wat de student moet doen om een diploma te behalen: welke opdrachten voor welke “vakken”, wanneer zijn de examenmomenten, etc.

Aanwezigheid is een must, en wordt gecontroleerd (wekelijks), en voortgang eveneens, maar dan gecontroleerd op basis van de afspraken met de studieloopbaanbegeleider.

Naast de geschetste aanpak is de docent van grote invloed op het eindresultaat. Het lesmateriaal moet op plek 2 staan, de menselijke interesse en pedagogische en didaktische vaardigheden om zo het beste uit de student te halen op plek 1. Dit zijn mensen-mensen in plaats van vak-mensen.

Het aanbieden van flexbiliteit levert ons tot nu toe een uitval van “slechts” 30%, oftewel: een slagingspercentage van rond de 70%.

Enige jaren geleden heb ik een aantal maal presentatie verzorgd over deze aanpak, o.a. op het op het Bits, Brains en Games congres van het Consortium voor Innovatie in april 2006.

Wat mij betreft een onderwerp dat nog steeds actueel is, en waarmee beter prestaties behaald kunnen worden in het onderwijs. Jef, bedankt dat je dit wederom op de kaart zet.

[ad#reclame]